Fort Vuren als ambachtsbedrijf
image description

Het is 1945. Verzetsman Ferdinand Haijemaije komt met dertig andere oud-strijders en tien gearresteerde landverraders aan bij Fort Vuren. Hij moet van het fort een gevangenis maken.

 

De poort is dichtgemetseld door de Duitsers. Ze hakken ‘m open en ontdekken dat er … vrijwel niets is. Geen slaapplaatsen, geen kookgelegenheid … niets wat nodig is voor een fatsoenlijke gevangenis. Balen stro, vol stof en vlooien, moeten bedden voorstellen. Pas later komt er DDT, het inmiddels verboden verdelgingsmiddel, waar de vlooien snel voor op de vlucht gaan.

 

Op een gegeven moment ontdekt de commandant in het fort een grote bakkersoven. Een gedetineerde blijkt bakker en krijgt opdracht voortaan het brood te bakken. En dat wordt het begin van een heel ambachtsbedrijf. Alle benodigde beroepen blijken aanwezig onder uiteindelijk 500 mannelijke gevangenen. Niet alleen om in het eigen onderhoud te voorzien, maar ook om buiten de tot wel drie meter dikke fortmuren geld te gaan verdienen.

 

“Hé jij daar, heb je hoogtevrees?” “Nee, commandant.” “Mooi, dan kun jij naar de brug van

Zaltbommel om de kapotgeschoten kabels te repareren.” Zo ontstaat een uurtje-factuurtje-bedrijf van boerenknechten, schilders, metselaars, kunstschilders, schrijvers, administrateurs en nog veel meer, die in ploegen van tien met telkens één bewaker aan de slag moeten. Het lijkt bijna gezellig. Maar dat is het niet. Ook al is Haijemaije een cipier met een hart, het fort is en blijft een gevangenis. Daar ben je liever buiten dan binnen.

“Commandant, commandant, vanavond gaat er één ontsnappen.” Een van de gevangenen is het verraden kennelijk nog niet verleerd. ‘Wat zal ik doen?’, denkt de commandant. ‘Als het loos alarm is, sta ik in m’n hemd voor de gevangenen en de mannen. Ik ga vannacht zelf wel op wacht.’ Hij ziet dat het bootje van de rietsnijder niet meer onder de brug ligt, maar op een andere plek aan de rivier. ‘Aha, dus dat is het plan.’

Zodra het donker wordt, verschanst de commandant zich achter het stekelbosje bij het bootje. “Aaarggh, die rotmuggen.” Plotseling ziet hij een schim. En nog twee, drie. Kennelijk heeft de schurk maatjes mee. Ze rommelen wat aan het bootje. Zodra de commandant de roeiriemen hoort, vindt hij het welletjes. Hij schiet z’n mitrailleur leeg in de lucht. De gevangenen schrikken zich een bult. Net zoals de bewakers, die ook van niks weten. Die komen aangesneld, zien wat er aan de hand is en rekenen ogenblikkelijk de gevangenen weer in. Hup … terug, slapen.